Je verloskundige neemt bij het eerste bezoek bloed af voor onderzoek of vraagt je bloed te laten prikken. Als uit dit onderzoek blijkt dat je baby kans heeft ziek te worden, kun je je vaak laten behandelen om zo de baby te beschermen. Bloedonderzoek gebeurt alleen met jouw toestemming. Het moet zo vroeg mogelijk in de zwangerschap plaatsvinden. Bij voorkeur voordat je 13 weken zwanger bent. Er zijn geen kosten aan verbonden.
Het laboratorium onderzoekt je bloed op:
Door het ijzergehalte in je bloed te meten, wordt nagegaan of je bloedarmoede hebt. Dit onderzoek kan afhankelijk van de hoogte van het ijzergehalte verschillende keren in de zwangerschap worden uitgevoerd. Later in de zwangerschap kan het ijzergehalte worden bepaald door een vingerprik (meestal bij 30 weken zwangerschap). Vermoeidheid en duizeligheid kunnen klachten van bloedarmoede zijn. Bloedarmoede is goed te behandelen met behulp van ijzerrijke voeding en/of medicatie. Dit is niet schadelijk voor je baby.
Het is belangrijk je bloedgroep te weten voor het geval je een nabloeding hebt bij de bevalling en een bloedtransfusie nodig hebt. De meest bekende bloedgroepen zijn die van het ABO-systeem (bloedgroep A, B, AB of O) en de Rhesus D-bloedgroep (positief of negatief). In totaal zijn er ruim 200 bloedgroepen bekend. Welke bloedgroep je hebt, is een kwestie van erfelijkheid, net als de kleur van je ogen en haar. Tijdens de zwangerschap krijgen 2 bloedgroepen speciale aandacht: de Rhesus D- en de Rhesus C-factor.
Bloedgroep rhesus-D-factor
Tijdens de zwangerschap is er een zeer kleine kans dat er rode bloedcellen van de baby in de bloedbaan van de moeder komen. Bij de geboorte is die kans een stuk groter. Als bloed van een Rhesus D-positieve baby in de bloedbaan van een Rhesus D-negatieve moeder komt, dan kan de moeder antistoffen gaan maken. Deze antistoffen kunnen via de navelstreng het bloed van de baby bereiken en het bloed van de baby afbreken, waardoor deze of een volgende baby bloedarmoede kan krijgen. Het is daarom belangrijk om de Rhesus D-bloedgroep vast te stellen.
Er zijn 2 varianten van bloedgroep Rhesus D-factor:
Ben je Rhesus D negatief dan wordt je bloed in week 27 van de zwangerschap onderzocht op antistoffen tegen Rhesus D. In hetzelfde bloed bepaalt het laboratorium ook de Rhesus D bloedgroep van de baby. Zij gebruiken daarvoor erfelijk materiaal (DNA) van de baby dat in kleine hoeveelheden aanwezig is in jouw bloed. Als de baby bloedgroep Rhesus D-positief heeft, krijg je in week 30 van de zwangerschap een injectie met anti-Rhesus D-antistoffen. De injectie maakt de kans erg klein dat je zelf antistoffen gaat vormen die de baby ziek kunnen maken. De baby merkt niets van de injectie en loopt geen enkel risico. Na de bevalling krijg je nog een keer een injectie met anti-Rhesus D-antistoffen. De kans dat er bij de bevalling rode bloedcellen van de baby in de moederlijke bloedbaan komen is namelijk groter dan tijdens de zwangerschap. Het is namelijk belangrijk dat je zelf geen antistoffen gaat maken. Deze kunnen schadelijk zijn bij een volgende zwangerschap van een Rhesus D-positief kind. Ook in een aantal bijzondere verloskundige situaties krijg je (extra) anti-Rhesus-D-antistoffen toegediend.
Meer lezen? Op de website van het RIVM staat een folder over bloedgroep Rhesus D-negatief.
Rhesus c-bloedgroep
Ongeveer 18% van alle zwangeren heeft bloedgroep Rhesus c-negatief. Soms maken vrouwen met deze bloedgroep Rhesus c-antistoffen tegen het bloed van de baby als deze bloedgroep Rhesus c-positief heeft. Deze antistoffen kunnen bloedarmoede bij de baby veroorzaken. Zwangeren met bloedgroep Rhesus c-negatief krijgen daarom in week 27 van de zwangerschap bloedonderzoek op antistoffen tegen Rhesus c. Als het laboratorium Rhesus c-antistoffen vindt, wordt verder onderzoek gedaan. Je krijgt hierover dan meer informatie van je verloskundige. Je kunt ook alvast de folder over Rhesus c-bloedgroep lezen op de website van het RIVM.
Andere antistoffen tegen rode bloedcellen
Heel soms zijn er tijdens een eerdere zwangerschap of ten gevolge van een eerdere bloedtransfusie antistoffen gemaakt tegen andere bloedgroepen dan hierboven genoemd. Deze antistoffen kunnen de gezondheid van de baby schaden. De kans bestaat dat de antistoffen via de navelstreng en de moederkoek (placenta) het bloed van de baby bereiken en afbreken. Als deze antistoffen in je bloed zijn gevonden, wordt onderzocht welke dit precies zijn. Je krijgt hierover dan meer informatie van je verloskundige.
Kijk meer informatie over andere antistoffen op www.rivm.nl of www.nvog.nl.
Syfilis, ook wel lues genaamd, is een seksueel overdraagbare aandoening (soa) die iemand kan oplopen door onder andere onveilig vrijen. Om besmetting van de baby te voorkomen, is het belangrijk de ziekte zo vroeg mogelijk in de zwangerschap op te sporen. Als uit het bloedonderzoek blijkt dat je syfilis hebt, dan wordt je verwezen naar een gynaecoloog en krijg je antibiotica. Blijkt uit onderzoek dat je syfilis hebt, dan heeft dit ook gevolgen voor je sociale leven. Het is belangrijk maatregelen te nemen die voorkomen dat je partner of andere mensen in je (in)directe omgeving besmet raken. Hier is ook de GGD bij betrokken.
Hepatitis B is een ziekte waarbij een infectie van de lever optreedt door het hepatitis B-virus. Soms hebben mensen geen klachten en weten dus niet dat zij besmet zijn. Na de besmetting blijft een deel van de mensen het hepatitis B-virus bij zich dragen. Deze mensen worden ‘virusdragers’ genoemd. Zij kunnen anderen besmetten. Als je ‘virusdrager’ bent, heeft dat tijdens de zwangerschap geen schadelijke gevolgen voor je kind. Wel kan tijdens de geboorte de baby alsnog in aanraking komen met het virus en geïnfecteerd worden. Daarom krijgt de baby binnen 2 uur na de geboorte hepatitis B-immunoglobuline. Dit zijn kant-en-klare antistoffen die via een injectie worden toegediend en jouw kind tegen het virus kunnen beschermen. Daarnaast is het belangrijk dat de baby zelf afweer opbouwt tegen het hepatitis B-virus. Daarom krijgt hij vaccinaties toegediend. De eerste vaccinatie binnen 48 uur na de geboorte. Daarna op de leeftijd van 2, 3, 5 en 11 maanden. Voor meer informatie over hepatititis B en zwangerschap kijk op www.rivm.nl
Blijkt uit onderzoek dat je hepatitis B hebt, dan heeft dit ook gevolgen voor je sociale leven. Het is belangrijk maatregelen te nemen die voorkomen dat je partner of andere mensen in je (in)directe omgeving besmet raken. Hier is ook de GGD bij betrokken. Een positieve testuitslag kan gevolgen hebben als je verzekeringen of een hypotheek moet afsluiten.
Hiv is het virus dat de ziekte hiv/aids veroorzaakt. Je kunt met hiv besmet raken door onveilig te vrijen met iemand die met hiv is besmet, of als besmet bloed rechtstreeks in je bloedbaan terechtkomt (bijvoorbeeld bij gemeenschappelijk gebruik van naalden bij drugsgebruik). Als je met hiv besmet bent, kan dit virus tijdens de zwangerschap of bevalling via je bloed op de baby worden overgedragen, of daarna via borstvoeding. De kans op besmetting van de baby kan sterk worden verminderd door virusremmers te gebruiken tijdens de zwangerschap. Het is daarom zinvol om aan het begin van de zwangerschap een hiv-test te doen. Als de hiv-test positief is, dan ben je drager van het virus. In dat geval word je doorverwezen naar een gespecialiseerd hiv-centrum.
Blijkt uit onderzoek dat je hiv-drager bent, dan heeft dit ook gevolgen voor je sociale leven. Het is belangrijk maatregelen te nemen die voorkomen dat je partner of andere mensen in je (in)directe omgeving besmet raken. Hier is ook de GGD bij betrokken. Een positieve testuitslag kan gevolgen hebben als je verzekeringen of een hypotheek moet afsluiten.
Kijk voor meer informatie op www.soaaids.nl of www.hivvereniging.nl.
Ben je zwanger of heb je een kinderwens?
Neem dan contact op met een verloskundige.
Deze site is een initiatief van de KNOV, de beroepsorganisatie van verloskundigen.
Naar knov.nl Naar knov.nl