Voorlichting & begeleiding

Bij het maken van je keuze om wel of geen onderzoek te laten uitvoeren, kun je altijd rekenen op de ondersteuning van je verloskundige. Die licht je voor over wat het onderzoek inhoudt zodat je zelf kunt beslissen of je een onderzoek wilt laten uitvoeren.

Mocht uit het onderzoek blijken dat je kind een aandoening heeft, dan kun je met je verloskundige bespreken wat jij (en je partner) wil. Je wordt hierbij begeleid en eventueel doorverwezen. Dit geldt zowel voor als je de zwangerschap doorzet of deze afbreekt. Wat het vervolg kan inhouden en de gevoelens die je hierbij hebt, kun je altijd met je verloskundige bespreken.

Je verloskundige licht je voor over de aandoening van de kind en verwijst je eventueel door naar andere zorgverleners. Als je bijvoorbeeld ouders wilt spreken die een kind hebben met eenzelfde aandoening, kun je hier ook mee in contact gebracht worden. De beslissing is aan jou.

Mocht je besluiten de zwangerschap af te laten breken, dan verwijst de verloskundige je door naar de gynaecoloog. De wijze waarop het afbreken van de zwangerschap gebeurt, is afhankelijk van de duur ervan. Tot ongeveer 13 weken kan de gynaecoloog de baarmoeder met een slangetje leegzuigen. Dit heet vacuüm-curettage. Als de zwangerschap langer geduurd heeft, kan het afbreken ervan meestal alleen gebeuren door vroegtijdige weeën op te laten wekken.

Het afbreken van een zwangerschap is ingrijpend. Zeker als je al leven gevoeld hebt en het afbreken alleen nog maar mogelijk is door een bevalling op te wekken. Het besluit daartoe is zwaar en omgeven met tegenstrijdige gevoelens. Bij het maken van deze moeilijke keuze kun je altijd rekenen op de ondersteuning van je verloskundige.