Bloedonderzoek bij de aanstaande moeder

Zwangerschap
Buisje met bloed

In het kort

Bij de eerste afspraak bij de verloskundige krijg je een bloedonderzoek aangeboden. De verloskundige neemt bloed bij je af of vraagt je bloed te laten prikken bij een prikpost. Het advies is om dit onderzoek zo vroeg mogelijk in de zwangerschap te laten doen. Het liefst voor 13 weken. 

Soms blijkt uit de uitslag dat er meer onderzoek nodig is. Of een behandeling om te voorkomen dat jij of de baby ziek wordt. De verloskundige bespreekt de uitslag met je tijdens de volgende controle. Bloedonderzoek gebeurt alleen als jij dit wilt.

Wat voor bloedonderzoek krijg je aan het begin van de zwangerschap?

Aan het begin van je zwangerschap krijg je een bloedonderzoek aangeboden. Dit gebeurt bij de eerste controle. Hier wordt je bloed op onderzocht: 

  • bloedgroep;
  • antistoffen;
  • infectieziekten;
  • suikergehalte;
  • ijzergehalte. 

Soms blijkt uit de uitslag dat er meer onderzoek nodig is. Of een behandeling om te voorkomen dat jij of je baby ziek wordt. Daarom wordt het onderzoek al vroeg in de zwangerschap aangeboden: voor 13 weken. 

Later in de zwangerschap krijg je vaak nog een keer een bloedonderzoek aangeboden. Dit is onderzoek naar bloedarmoede. Soms wordt ook je suikergehalte opnieuw onderzocht, als er aanwijzingen zijn dat dit nodig is.  

Vrouwen met bloedgroep Rhesus C-negatief of Rhesus D-negatief krijgen in week 27 van de zwangerschap bloedonderzoek. Als daaruit blijkt dat het nodig is, krijg je in week 30 een anti-D prik. Je gaat daardoor geen antistoffen aanmaken tegen het bloed van je baby. In deze folder van het RIVM kan je meer lezen over Rhesus-bloedgroepen en de zwangerschap.

Bloedonderzoek is niet verplicht, je kiest zelf of je dit wilt.

Hoe gaat het bloedonderzoek?

Bij de eerste controle geeft je verloskundige informatie over het bloedonderzoek. Je beslist dan of je het bloedonderzoek wel of niet wilt. De kosten voor bloedonderzoek gaan van het eigen risico af.  

De verloskundige kan tijdens de eerste controle meteen bloed bij je afnemen. Dit gebeurt met een prik in je arm. Het kan ook zijn dat de verloskundige je vraagt om naar een ziekenhuis of prikpost te gaan. Dan krijg je een formulier mee. Er worden vaak meerdere buisjes bloed afgenomen. Dat is nodig omdat bij het eerste bloedonderzoek veel verschillende testen worden gedaan.

Lees hier meer over de controles bij de verloskundige.

Waarom wordt dit bloedonderzoek aangeboden?

Met het bloedonderzoek aan het begin van de zwangerschap wordt gekeken welke bloedgroep en Rhesusfactor je hebt. Ook wordt er gekeken naar antistoffen, infectieziekten, ijzer- en suikergehalte in je bloed. Hieronder staat uitgelegd waarom het belangrijk kan zijn om dit tijdens de zwangerschap te onderzoeken. 

Bloedgroepen ABO

Iedereen heeft een bloedgroep. Dat is het type bloed dat je hebt. Het heeft te maken met eiwitten en andere stoffen in je bloed. Er zijn wel 200 verschillende bloedgroepenvarianten bekend. De bekendste bloedgroepen zijn: A, B, AB of O. Daarbij heb je ook verschillende Rhesusfactoren. Dat zijn eiwitten op de rode bloedcellen. Die kunnen positief of negatief zijn. Je bloedgroep erf je van je ouders, net als de kleur van je ogen en je haar.  

Je bloedgroep is belangrijk om te weten als je een bloedtransfusie nodig hebt. Heel soms kan dit zo zijn als je bij de bevalling te veel bloed verliest. Je krijgt dan bloed van iemand met dezelfde bloedgroep.  

Daarnaast krijgen twee Rhesusfactoren speciale aandacht tijdens de zwangerschap: de Rhesus D-factor en de Rhesus C-factor. 

Rhesus D 

Als je zwanger bent, is er een heel kleine kans dat er rode bloedcellen van de baby in jouw bloedbaan komen. Bij de geboorte is die kans veel groter. Als een baby bloedgroep Rhesus D-positief heeft en de moeder Rhesus D-negatief, kan ze antistoffen gaan maken. Dit zijn stoffen die het immuunsysteem maakt om vreemde stoffen op te ruimen. Voor het lichaam van de moeder is de bloedgroep van de baby vreemd. 

Deze antistoffen kunnen via de navelstreng in het bloed van de baby komen. Daar kunnen de antistoffen de rode bloedcellen van de baby afbreken. De baby kan daardoor bloedarmoede krijgen. Dat kan ook gebeuren bij een volgende baby, als die ook bloedgroep Rhesus D-positief heeft. Als dit niet wordt behandeld, kan het ernstige gevolgen hebben.  

Vooral bij een volgende Rhesus D-positieve baby hebben de antistoffen in het bloed van de moeder veel tijd om het bloed van de baby af te breken. Dit is schadelijk voor de gezondheid van de baby.  

Daarom is het belangrijk om te weten of je Rhesus D-positief of Rhesus D-negatief bent:  

  • Rhesus D-positief (84% van de zwangeren). Dan is er geen verder onderzoek nodig.
  • Rhesus D-negatief (16% van de zwangeren). Dan is er verder onderzoek nodig. 

Als je Rhesus D-negatief bent, krijg je in week 27 weer een bloedonderzoek. Dan wordt gekeken of je antistoffen maakt tegen Rhesus D. Met jouw bloed kan het laboratorium ook de Rhesus D-factor van je baby bepalen. Dat komt omdat in jouw bloed ook een klein beetje erfelijk materiaal (DNA) van je baby zit.  

Heeft je baby bloedgroep Rhesus D-positief? Dan krijg je in week 30 van de zwangerschap een anti-D prik. Deze prik maakt de kans erg klein dat je zelf antistoffen gaat maken waar je baby ziek door kan worden. De prik geeft geen risico's voor je baby en die merkt er niets van. Na de bevalling krijg je nog een anti-D prik. 

Wil je meer weten? Op de website van het RIVM staat een folder over bloedgroep Rhesus D-negatief. 

Rhesus C 

Ongeveer 18% van alle zwangeren is Rhesus C-negatief. Soms maken die Rhesus C-antistoffen aan tegen het bloed van de baby als deze Rhesus C-positief is. Deze antistoffen kunnen heel soms bloedarmoede bij de baby veroorzaken.  

Rhesus C-negatieve zwangeren krijgen daarom in week 27 van de zwangerschap een bloedonderzoek om te zien of zij antistoffen tegen Rhesus C maken. Als dat zo is, krijg je verder onderzoek en meer informatie hierover van je verloskundige. Je kan ook alvast de folder over Rhesus C lezen op de website van het RIVM.  

Andere antistoffen tegen rode bloedcellen 

Heel soms heeft een zwangere antistoffen tegen andere bloedgroepen dan die hierboven staan. Dat kan zijn gebeurd tijdens een eerdere zwangerschap of door een bloedtransfusie. Er is een kans dat deze antistoffen via de placenta en de navelstreng bij het bloed van de baby komen. Dan kunnen ze rode bloedcellen van de baby afbreken. Als deze andere antistoffen in je bloed zijn gevonden, wordt onderzocht welke dit precies zijn. Je verloskundige geeft je hier meer informatie over. 

Op de website van het RIVM kan je ook meer informatie over bloedgroepen en antistoffen vinden.  

Bloedarmoede  

Bij het bloedonderzoek aan het begin van je zwangerschap wordt je ijzergehalte gemeten. Daaraan is te zien of je bloedarmoede hebt. Later in de zwangerschap krijg je dit onderzoek opnieuw aangeboden, meestal rond 30 weken. Bij bloedarmoede heb je een tekort aan rode bloedcellen. Het bloed kan dan te weinig zuurstof naar de cellen in je lichaam brengen. Je kan duizelig en vermoeid zijn. Dit artikel gaat over bloedarmoede en wat het betekent voor je zwangerschap. 

Zwangerschapsdiabetes

Bij het bloedonderzoek wordt gekeken naar het suikergehalte in je bloed. Dit heeft te maken met de kans op zwangerschapsdiabetes. Daarbij wordt het suikergehalte te hoog tijdens de zwangerschap. Dit kan gevolgen hebben voor de gezondheid van de moeder en de ongeboren baby. Zwangerschapsdiabetes komt voor bij ongeveer 1 op de 15 zwangeren. 

Sommige vrouwen hebben meer kans op zwangerschapsdiabetes dan andere. Tijdens de eerste controle bespreekt je verloskundige dit met je. Het advies kan zijn om een suikertest te doen. Dat is een onderzoek om te kijken of je zwangerschapsdiabetes hebt. Als blijkt dat dit zo is, heb je behandeling nodig. In dit artikel over zwangerschapsdiabetes vind je meer informatie over de suikertest en de behandeling.

Hepatitis B 

Hepatitis B is een infectie van de lever. Het komt door het hepatitis B-virus. Dit is besmettelijk. Soms hebben mensen geen klachten en weten ze dus niet dat ze besmet zijn. Na de besmetting blijft het hepatitis B-virus soms in het lichaam. Je bent dan drager van het virus en je kan anderen ermee besmetten. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren tijdens seks of als je bloed in contact komt met bloed van iemand anders. Bijvoorbeeld bij een wond.  

Als je drager bent, is dat niet schadelijk voor de baby zolang je zwanger bent. Maar tijdens de geboorte kan je baby wel besmet raken met het virus. Om te voorkomen dat die ziek wordt, krijgt je baby kort na de bevalling twee prikken: één met antistoffen en één met een eerste vaccinatie tegen hepatitis B. De vaccinatie wekt maar kort. Daarom krijgt je baby daarna opnieuw vaccinaties als die 2, 3, 5 en 12 maanden oud is. Dit gaat via het Rijksvaccinatieprogramma van de overheid.

Blijkt uit het bloedonderzoek dat je hepatitis B hebt, dan is het ook belangrijk om te voorkomen dat anderen in je omgeving besmet raken. Je krijgt hierover voorlichting van de GGD. Op Thuisarts.nl kan je hier meer over lezen.

In dit artikel kan je meer lezen over Hepatitis B en de zwangerschap.  

Hiv 

Als uit het bloedonderzoek blijkt dat je hiv-positief bent, ben je drager van het hiv-virus. Hiv staat voor humaan immunodeficiëntievirus. Dit virus maakt je afweersysteem zwakker. Als hiv niet wordt behandeld, kan het leiden tot de ziekte aids. Hiv zit in het bloed, slijm, sperma en vaginavocht van mensen die besmet zijn. Tijdens de zwangerschap, de bevalling of via de borstvoeding kan het hiv-virus op de baby worden overgedragen.  

Het daarom heel belangrijk dat zwangeren met hiv tijdens de zwangerschap en de borstvoedingsperiode medicijnen gebruiken die hiv onderdrukken. De kans op besmetting van de baby is dan heel klein. De zwangerschap wordt begeleid door een gynaecoloog die gespecialiseerd is in hiv. Het is ook belangrijk om hiv te behandelen om te voorkomen dat je zelf ziek wordt. In dit artikel kan je meer lezen over hiv en de zwangerschap.

Daarnaast is het belangrijk om te voorkomen dat anderen in je omgeving besmet raken. Dit gebeurt door onbeschermde seks. Kan je iemand hebben besmet, dan is het belangrijk dat die dit weet. De GGD kan hierbij helpen en voorlichting geven. Op Thuisarts.nl kan je hier meer over lezen.

Kijk voor meer informatie over hiv op www.rivm.nl, www.soaaids.nl of www.hivvereniging.nl

Syfilis 

Syfilis is een soa (seksueel overdraagbare aandoening). Het wordt veroorzaakt door een bacterie. Tijdens de zwangerschap kan syfilis op de baby worden overgedragen. Dit kan ernstige problemen veroorzaken. 

Om besmetting van de baby te voorkomen, is het belangrijk de ziekte zo vroeg mogelijk in de zwangerschap op te sporen. Dan kan de ziekte worden behandeld. Hoe eerder de behandeling wordt gestart, hoe kleiner de kans op besmetting. Als uit het bloedonderzoek blijkt dat je syfilis hebt, word je verwezen naar een gynaecoloog en krijg je antibiotica. In dit artikel lees je meer over syfilis en de zwangerschap. 

Ook is het belangrijk om te voorkomen dat iemand anders besmet. Dit gebeurt via onbeschermde seks. Kan je iemand hebben besmet, dan is het belangrijk dat die dit weet. De GGD kan hierbij helpen en voorlichting geven. Op Thuisarts.nl kan je hier meer over lezen.

Gebaseerd op

kennis, ervaring en expertise van gespecialiseerde verloskundigen.