Zorgen voor een baby kan, zeker als het de eerste keer is, spannend zijn. Gelukkig staan de verloskundige, kraamverzorgende, huisarts en het consultatiebureau klaar om je te helpen. Samen bekijken jullie of klachten die je baby in de eerste weken heeft normaal zijn of op een probleem wijzen.
De belangrijkste personen die de gezondheid van je baby in de gaten houden, zijn jijzelf en je eventuele partner. Jullie zijn het vaakst in de buurt en kennen je kind het best. Luister hierbij ook naar je intuïtie. Maak je je zorgen? Overleg dan altijd met een zorgverlener.
Tijdens de eerste dagen na de bevalling controleert de kraamhulp de gezondheid van je baby. Deze leert de ouders dat ook zelf te doen. De temperatuur wordt gemeten en de plas- en poepluiers worden bekeken om te beoordelen of ze er normaal uitzien. Als er zorgen zijn over de gezondheid van je kindje, zal de kraamverzorgende overleggen met de verloskundige. Deze kan je tot zes weken na je bevalling ook zelf bellen en vragen stellen. Na zes weken is er nog een laatste controle in de verloskundigenpraktijk. Daarna bel je de huisarts als je vragen hebt.
Na de kraamperiode controleert het consultatiebureau de gezondheid van je baby, ook als er geen zorgen zijn. Het consultatiebureau neemt vanzelf contact op voor het maken van een afspraak. De groei en ontwikkeling van je kindje worden in de gaten gehouden. Als er zorgen zijn, zal de arts of verpleegkundige deze met je bespreken. Je kan hier altijd terecht als je vragen hebt. Op het consultatiebureau worden ook vaccinaties gegeven, als je hier toestemming voor geeft.
Er zijn een aantal klachten waar de meeste pasgeboren baby’s weleens last van hebben. Meestal zijn ze vervelend, maar niet gevaarlijk. Je kan er niet altijd iets tegen doen.
De meeste pasgeboren baby’s hebben last van krampjes na de voeding. Dat begint als je kindje ongeveer drie weken oud is en kan met zes tot acht weken het ergst zijn. Daarna nemen de klachten weer af. De oorzaak is helaas niet bekend en er is geen bewezen oplossing voor. Veel meer dan troosten en knuffelen kan je meestal niet doen. Maak je je zorgen? Overleg dan met je verloskundige of huisarts, of bespreek de krampjes bij jullie bezoek aan het consultatiebureau.
In de eerste paar maanden groeit je baby hard. Dat gaat niet langzaam en geleidelijk, maar in sprongen. Je kindje kan op bepaalde momenten ineens meer gaan huilen of hangerig zijn. Soms wil je baby dan ook meer drinken. Dan heb je te maken met regeldagen. Na een paar dagen gaat het vaak alweer gemakkelijker.
Je baby leert razendsnel en maakt veel ontwikkelingen door in de eerste weken, maanden en jaren. Soms moet je baby even wennen aan wat die ineens kan, of juist nog niet kan maar wel wil. Je baby is dan hangerig en huilerig zonder dat jij een directe oorzaak kan ontdekken. Meestal duren deze periodes niet zo lang.
De meeste baby’s boeren na het eten een beetje melk op. Dat heet reflux en is normaal. Sommige baby’s hebben er heel veel last van. Goed rechtop houden na het drinken kan helpen. Meestal gaan refluxklachten vanzelf over. Neem contact op met het consultatiebureau of de huisarts als je kindje niet goed meer eet en gewicht verliest.
Tijdens de zwangerschap kwamen jouw hormonen via de placenta bij je baby. Na de geboorte kunnen deze een soort jeugdpuistjes veroorzaken bij je baby. Het kan geen kwaad en je kunt er het best niets op smeren. Het gaat vanzelf weer over.
Meisjes kunnen als baby in de dagen na de geboorte wat bloed verliezen uit de vagina, net als volwassen vrouwen. Dat heet een pseudomenstruatie, een nep-menstruatie. Dit is een gevolg van hormonen die jij via de placenta aan je dochter hebt doorgegeven. Het is normaal en kan geen kwaad.
Hormonen kunnen bij alle baby’s (zowel jongens als meisjes) zorgen voor opgezette tepels of vocht uit de borstjes. Dat heet vochtsecretie (afscheiding van vocht) en is niet erg. Je hoeft er niets aan te doen en het is het beste om er niet aan te komen. Het verdwijnt meestal binnen een paar weken.
Het slaapritme van je kindje zal waarschijnlijk even onduidelijk zijn. Tijdens de kraamperiode slaapt je baby vaak erg veel, maar is er nog geen duidelijk dag- en nachtritme. Je zal merken dat de periodes tussen de slaapjes op een gegeven moment steeds langer worden en dat er meer regelmaat in komt. Wanneer dat moment komt, is bij iedere baby anders.
Pasgeboren baby’s kunnen van verschillende dingen last hebben. De meeste klachten horen erbij en zijn niet erg. Er zijn wel een aantal dingen die belangrijk zijn om extra goed in te gaten te houden, omdat ze gevaarlijk kunnen zijn voor pasgeboren baby’s of kunnen wijzen op een gezondheidsprobleem.
Koorts bij baby’s is een goede reden om de huisarts te bellen. Een normale lichaamstemperatuur voor een baby is tussen de 36,5 en 37,5 graden Celsius. Zit je kindje daaronder of daarboven? Neem dan contact op.
Genoeg drinken is voor baby’s belangrijk. Als je het gevoel hebt dat je baby niet voldoende vocht en voedingsstoffen binnenkrijgt, let dan goed op de luiers. Plast en poept je baby weinig? Heeft de plas of poep een vreemde kleur? Drinkt je baby weinig, onrustig of met moeite? Of merk je dat je kind wel trek heeft, maar niet ontspannen is tijdens een voeding? Dan kan er iets lichamelijks aan de hand zijn. Bespreek dit met je verloskundige of kraamverzorgende.
In de eerste dagen na de geboorte weegt de kraamhulp je baby. Het is belangrijk dat je kindje groeit. Als de kraamzorg stopt, neemt het consultatiebureau de controles over. Twijfel je tussen de controles door of je kindje wel genoeg groeit? Neem dan contact op met het consultatiebureau.
Na de geboorte wordt de huid, het oogwit en soms de slijmvliezen, onder andere van het tandvlees bij de meeste baby’s een klein beetje geel. De gele gloed is niet altijd goed te zien, zeker bij baby’s met een donkere huidskleur.
Pasgeboren baby’s hebben een grote hoeveelheid bilirubine in het bloed. Bilirubine is een galkleurstof. Het ontstaat wanneer rode bloedcellen worden afgebroken. Dit is normaal. Als je kindje goed drinkt, trekt dit vaak binnen een paar dagen weer weg.
Soms kan de lever van de baby de gele galkleurstof niet snel genoeg afbreken. Er komt dan een te grote hoeveelheid in het bloed. Vaak worden baby’s dan ook suf. Dit kan gevaarlijk zijn voor je baby en in zeldzame gevallen leiden tot hersenschade. Een behandeling is nodig om je kindje te helpen met het afbreken van de galkleurstof. Je verloskundige en kraamverzorgende letten goed op tekenen van een overschot aan galkleurstof. Vermoed je zelf dat er iets aan de hand is? Bespreek het dan met hen.
Na je bevalling staan er veel mensen voor je klaar. De verloskundige heeft tot zes weken na de bevalling de medische verantwoordelijkheid voor jou en je baby. Je kunt in de eerste dagen na de geboorte een of meerdere huisbezoeken van je verloskundige verwachten.
Na de bevalling komt er, als je dat wilt, een kraamverzorgende (ook wel kraamhulp genoemd) bij je thuis die jou en je gezin de eerste dagen helpt met de verzorging van de baby. De kraamverzorgende voert ook lichamelijke controles uit bij jou en je kind. Er wordt gekeken naar lichaamstemperatuur en de kleur van de plas en poep van je baby. Je krijgt ondersteuning bij de (borst)voeding en er wordt voor rust in huis gezorgd. Ongeveer vier weken na de geboorte gaat je kindje voor het eerst naar het consultatiebureau. Daar werken artsen en verpleegkundigen die de groei en ontwikkeling van je baby bewaken. Daarnaast is ook je huisarts beschikbaar voor overleg als je zorgen hebt over de gezondheid van je baby.
Vergeet ook niet om familie, vrienden, buren of anderen om extra hulp te vragen. De eerste maanden kunnen zwaar zijn. Misschien kan iemand af en toe voor je koken? De baby een paar uur van je overnemen? ‘s Nachts een keer opstaan zodat jij kan blijven liggen? Boodschappen halen? Een was draaien? Of iets anders voor je doen? Kleine beetjes hulp kunnen een groot verschil maken.
Het is heel logisch dat je je weleens zorgen maakt om je baby, zeker in de eerste weken. Je weet nog niet wanneer iets echt erg is en wanneer je de dingen nog even aan kan kijken. Tot zes weken na je bevalling kun je nog direct met de verloskundige overleggen. Daarna kan je terecht bij de huisarts of het consultatiebureau.