Bij een vlokkentest wordt er een heel klein stukje placentaweefsel weggenomen. Dit weefsel ziet er vlokkerig uit, vandaar de naam vlokkentest. Met onderzoek van het weefsel kan worden gekeken of een baby een chromosoomafwijking heeft, zoals het syndroom van Down.
Het placentaweefsel wordt via de buik of via de vagina weggenomen. Wordt het weefsel via de buikwand weggehaald, dan gebeurt dat met een naald. Wordt het weefsel vaginaal weggenomen, dan gebeurt dat met een dun tangetje of slangetje. Je wordt niet verdoofd. Het prikken is eventjes pijnlijk. Na de vlokkentest wordt aangeraden een dag rustig aan te doen.
De vlokkentest geeft vrijwel altijd zekerheid over de chromosoomafwijking. De vlokkentest gebeurt tussen de 11 en 14 weken zwangerschap. De uitslag is meestal binnen 2 weken bekend. Heel soms kan geen uitslag van een vlokkentest worden gegeven, omdat er te weinig weefsel is afgenomen. Dan wordt aangeraden een vruchtwaterpunctie te laten doen.
Als de uitslag goed is, kun je verder genieten van je zwangerschap. Als de uitslag niet goed is, krijg je de moeilijke keuze om je zwangerschap wel of niet af te breken. Je kunt altijd terecht bij je verloskundige om de uitslag te bespreken.
De betrouwbaarheid van het chromosoomonderzoek bij de vlokkentest is iets minder groot dan die bij de vruchtwaterpunctie. Dat komt doordat in 1-2% van de zwangerschappen een chromosoomafwijking wordt ontdekt die mogelijk alleen in de placenta aanwezig is. Dan wordt alsnog een vruchtwaterpunctie besproken. Het onderzoek geeft geen antwoord op de vraag of jullie kind verder gezond is en of het geen andere erfelijke aandoening of aangeboren afwijking heeft.
Het uitvoeren van de vlokkentest geeft 0,5% risico (1 op de 200) op een miskraam.
Wil je meer informatie over de vlokkentest kijk dan op www.prenatalescreening.nl.
Ben je zwanger of heb je een kinderwens?
Neem dan contact op met een verloskundige.
Deze site is een initiatief van de KNOV, de beroepsorganisatie van verloskundigen.
Naar knov.nl Naar knov.nl