Zwangerschapscontroles bij individuele zorg
In de eerste helft van de zwangerschap ga je meestal elke 4 weken op controle. Dit wordt steeds vaker. Aan het einde van je zwangerschap kom je wekelijks op controle. Soms zijn er meer of minder controles nodig. Dit bespreekt de verloskundige met je.
Schema controles
- 1e controle: 8 – 10 weken
- Termijnecho: 10 – 12 weken
- 2e controle: 14 – 16 weken
- 16 – 24e week: om de vier weken
- 24e- 30e week: om de drie weken
- 30e – 36e week: om de twee weken
- 36e – 42e week: iedere week
Tijdens elke controle wordt onder andere gevraagd hoe je je voelt en hoe je de zwangerschap beleeft. Je kunt dan ook jouw vragen, verwachtingen, wensen en misschien ook angsten kwijt. Het is handig om je voor te bereiden op elke controle. Noteer bijvoorbeeld al je vragen vooraf. Aan het eind van je zwangerschap bespreekt je verloskundige uitgebreid je bevallingswensen.
De eerste controle
Heb je een partner? Dan is het handig als jullie de eerste afspraak samen komen.
Tijdens de eerste afspraak geeft de verloskundige relevante informatie over de zwangerschap. Ook wordt er gekeken naar jullie situatie en of er eventueel extra onderzoeken nodig zijn. Om dat goed te kunnen doen, worden de volgende dingen gevraagd:
Lees meer..
-
De zwangerschap
Is dit je eerste zwangerschap? Zo nee, hoe zijn je eerdere zwangerschappen verlopen. Wat is de eerste dag van je laatste menstruatie? (om de duur van de zwangerschap vast te stellen)
-
Je gezondheid
Ziekten, operaties, bloedtransfusies en behandelingen.
-
Medicijngebruik
Als je de laatste maanden medicijnen hebt gebruikt of bepaalde klachten hebt, is het ook belangrijk dit te vertellen. Dat geldt ook als je rookt, alcohol of drugs (hebt) gebruikt.
-
De gezondheid van je partner en familieleden
Als er in jouw familie of die van je partner ziekten of aandoeningen voorkomen, is het verstandig dit te vertellen zodat de verloskundige hier extra alert op is bij de ontwikkeling van de baby. Denk hierbij aan suikerziekte, taaislijmziekte (cystic fibrosis), open rug of een spierziekte, Downsyndroom of hartafwijkingen.
-
Je leefomstandigheden
Leef je alleen of met een partner? Wat voor werk doe je? Als er bijzondere omstandigheden zijn in je leven is dit verstandig te melden. Misschien krijg je tijdens de zwangerschap te maken met veranderingen, bijvoorbeeld op het gebied van relaties, financiën, huisvesting of werk. Dit kan van invloed zijn op je zwangerschap.
-
Erfelijke aandoeningen
De verloskundige stelt in het intakegesprek vragen om te bepalen of er een verhoogd risico is op erfelijke aandoeningen. Indien nodig wordt diagnostisch onderzoek aangeboden. Soms ken je het antwoord niet bij de intake en doe je later navraag bij de familie. Omdat sommige onderzoeken al vroeg in de zwangerschap gedaan moeten worden, is het belangrijk dat je eventuele nieuwe informatie direct aan de verloskundige doorgeeft.
Lichamelijk onderzoek
Bij elk bezoek wordt de groei van je baarmoeder gecontroleerd. Dit doet de verloskundige door met de handen aan jouw buik te voelen.
- Via een doptone op je buik wordt vanaf de 3e maand de hartslag van de baby beluisterd.
- In de laatste maanden van de zwangerschap voelt de verloskundige ook de ligging van de baby.
- Tevens kan de verloskundige de groei van de baarmoeder meten met de centimeter
- In de laatste weken wordt gevoeld of het hoofdje of eventueel de billetjes. (bij stuitligging) van de baby indalen in het bekken.
Bloeddruk
Meestal wordt bij elke controle de bloeddruk gemeten. De bloeddruk bestaat uit een bovendruk en een onderdruk (bijvoorbeeld 120/60). Een lage bloeddruk kan geen kwaad, maar geeft soms klachten. Duizeligheid bij houdingsveranderingen is hier een voorbeeld van. Aan het einde van de zwangerschap is het normaal dat de bovendruk wat hoger is. Een te hoge bloeddruk merk je meestal niet zelf. Is je bloeddruk te hoog, dan wordt dit door de verloskundige goed in de gaten gehouden.
Als er sprake is van een hoge bloeddruk verwijst de verloskundige je in overleg met jou naar een gynaecoloog.
Eerste echo
Vaak wordt tijdens de eerste of tweede controle een echo gemaakt. Dit is de zogenaamde termijnecho. Met deze echo kan worden bepaald hoe lang je al zwanger bent, of het hartje klopt en of er eventueel sprake is van een meerlingzwangerschap.
Specialistische zorg
Blijkt tijdens de eerste controle dat je vanwege medische redenen, eerdere zwangerschap(pen) specialistische zorg nodig hebt, dan verwijst de verloskundige je door naar de gynaecoloog in het ziekenhuis.
Gesprek
Tijdens elke controle wordt gevraagd hoe je je voelt en hoe je de zwangerschap beleeft. Je kunt ook al jouw vragen kwijt. Het is handig om deze vragen als geheugensteuntje vooraf al op papier te zetten. Aan het einde van de zwangerschap wordt de bevalling uitgebreid besproken. Aan bod komen dan jouw wensen & verwachtingen en de bel instructies.
Zwangerschapskaart
Tijdens het eerste bezoek krijg je een zwangerschapskaart. Hierop worden alle gegevens genoteerd die van belang zijn voor de zwangerschap, de bevalling en het kraambed. Het is handig om je kaart altijd in je tas te hebben, voor elk bezoek bij de verloskundige of in geval van nood.
Op de zwangerschapskaart staan veel afkortingen:
Jouw gegevens
- G of Grav. = gravida of graviditeit: hoeveel zwangerschap(pen) je hebt meegemaakt
- P of Para = hoe vaak je al bevallen bent (elke zwangerschap na 16 weken telt mee)
- A of abortus = of je weleens een miskraam hebt gehad of abortus hebt laten doen
- M of Mater = hoeveel levende kinderen je hebt
- Intox. = intoxicatie: informatie over roken, alcohol, drugs moeder
- Bldgrp = bloedgroep
- ELM = Eerste dag Laatste Menstruatie
- A.T. = A Terme, de uitgerekende datum van de zwangerschap
- OVG = Obstetrische voorgeschiedenis, hoe vorige zwangerschappen/ bevallingen zijn verlopen
- Ond. = naam van de onderzoeker
- RR = bloeddruk
- AM.d = duur van de amenorroe (uitblijven menstruatie) ofwel: zwangerschapsduur
- Kg = gewicht
- Hb = Hemoglobine
Uitwendig onderzoek van je buik/de baarmoeder
- Hoogte fundus = hoogte van de baarmoeder (deze wordt aangegeven in het aantal centimeters boven en/of onder de navel of in verhouding tot je schaambot, navel of borstbeen)
- S (symfyse) = schaambot
- N = navel
- X (xyphoïd) = puntje van het borstbeen
- Rbb = ribbenboog moeder
- DT (+ of -) = met behulp van de doptone (apparaat dat de harttonen meet) zijn de harttonen van de baby wel (+) of niet (-) gehoord
De baby
- Cort. /ct. = cortonen: harttonen van de baby . Deze worden wel (+) of niet (-) gehoord. Als ze hoorbaar zijn staat er ook /reg achter, als ze regelmatig zijn of irreg als ze onregelmatig zijn.