Soms kan het zijn dat je bevalling niet uit zichzelf begint, maar dat het wel tijd is voor je kindje om ter wereld te komen. In zulke gevallen kan je kiezen voor een inleiding. Er zijn verschillende manieren om de bevalling op gang te helpen. Welke methode het best bij jou en jouw situatie past, bespreek je samen met je verloskundige.
De kans is groot dat je bevalling uit zichzelf begint. Maar soms wil je de natuur een handje helpen, bijvoorbeeld omdat daar voor jou of je baby een goede medische reden toe is. In dat geval kan de bevalling kunstmatig op gang worden gebracht. Het opwekken van de bevalling heet ook wel ‘inleiden’.
Veelvoorkomende redenen om te kiezen voor een inleiding zijn bijvoorbeeld: langer dan 41 of 42 weken zwanger zijn, zware fysieke klachten voor jou of een mogelijk gezondheidsrisico voor je kindje. Een inleiding is nooit verplicht. Je mag altijd kiezen of je over wilt gaan tot een inleiding of nog af wilt wachten tot de weeën vanzelf starten. Jouw verloskundige zal alle voor- en nadelen van een inleiding met je bespreken als je hiernaar vraagt of als je ervoor in aanmerking komt.
Er zijn verschillende manieren waarop een bevalling opgewekt kan worden. Je verloskundige zal altijd de verschillende methodes met je doornemen om samen de beste optie te kiezen. Welke methode dat is, hangt vooral af van de staat van je baarmoedermond. Er wordt van tevoren gekeken of deze al verstreken is en of je al ontsluiting hebt. Een verstreken baarmoedermond is niet meer lang en stug, zoals gedurende de rest van je zwangerschap, maar zacht en kort, zoals vlak voor je bevalling. Een ontsloten baarmoedermond is al een stukje geopend, om ruimte te maken voor de doorgang van je kindje. Ook je medische geschiedenis en eventuele vorige zwangerschappen of bevallingen spelen een rol in het kiezen van de beste methode. De verloskundige adviseert, maar jouw eigen voorkeur is leidend in de uiteindelijke beslissing die jullie maken.
Vliezen strippen is de makkelijkste en meest milde manier om je bevalling op gang te brengen. Zit er geen haast achter je bevalling, dan zal je verloskundige meestal op deze methode aansturen. Je verloskundige brengt twee vingers in je vagina en voelt naar je baarmoedermond. Staat deze al een beetje open, dan heb je al wat ontsluiting. Je verloskundige kan dan met de vingers ruimte maken tussen de vliezen en de baarmoederwand. Je omliggende weefsels worden geprikkeld en die brengen op hun beurt de aanmaak van hormonen (prostaglandines) op gang. Dat kan ervoor zorgen dat je weeën krijgt.
Strippen is een kleine ingreep en het kan thuis of in de praktijk van je verloskundige plaatsvinden. Meestal doet het geen pijn, maar het kan wel onprettig voelen. Sommige zwangeren hebben direct wat buikkrampen of licht bloedverlies na het strippen. De buikkrampen kunnen overgaan in weeën, maar uiteindelijk bepalen jouw baby en jouw lichaam zelf of ze klaar zijn om de bevalling te beginnen. Komt de bevalling na 24 tot 48 uur nog niet op gang? Dan kan je verloskundige je opnieuw strippen.
Als je niet zwanger bent, is je baarmoedermond stevig en lang. Ben je zwanger en kom je dichter bij de uitgerekende datum? Dan wordt je baarmoedermond vanzelf korter en zachter. Dat heet verstrijken. Hoe soepeler je baarmoedermond is, hoe groter de slagingskans van je inleiding. Om je bevalling op gang te helpen, kan je verloskundige je prostaglandines geven. Dat zijn hormonen. Die kan je via je mond innemen of vaginaal inbrengen.
Kies je samen met je verloskundige voor deze inleidingsmethode, dan word je opgenomen in het ziekenhuis tot je bevallen bent. Soms hebben de hormonen namelijk een heel sterk effect. Dan krijg je in korte tijd veel weeën. Dat heet hyperstimulatie. Dit kan onprettig zijn voor jou, maar ook voor je baby. Met een hartfilmpje (CTG) houdt het ziekenhuis jullie gezondheid in de gaten. Je kunt daardoor niet meer thuis of in een geboortecentrum bevallen
Is je baarmoedermond al wat dunner en zachter dan normaal? Dan heb je geen prostaglandines meer nodig. Er kan dan een ballonkatheter geplaatst worden. Dit wordt ook wel een Foleykatheter genoemd. Je krijgt via je vagina een dun slangetje in je baarmoederhals. Aan het eind van het slangetje zit een ballonnetje. Als die op de goede plek zit, wordt het licht opgeblazen. Daardoor gaat je baarmoedermond een beetje openstaan. Je krijgt dus ontsluiting. Je baarmoeder wordt ook geprikkeld, waardoor je krampen kan krijgen die hopelijk tot weeën leiden. Als er een paar centimeter ontsluiting ontstaan is, valt het ballonnetje er vanzelf uit.
In het ziekenhuis kunnen ze een ballonkatheter plaatsen. Het plaatsen en dragen kan wat onprettig aanvoelen. Je kan daarna meestal gewoon naar huis en daar afwachten of de bevalling op gang komt. De kans op hyperstimulatie (te veel weeën in korte tijd) is klein. Of je na he plaatsen van de ballon in het ziekenhuis moet bevallen of zelf een locatie mag kiezen, is afhankelijk van afspraken in jouw regio. Je verloskundige kan jou hier meer over vertellen.
Om je bevalling op gang te helpen, kan een zorgverlener je vliezen handmatig breken. Dat kan in het ziekenhuis, maar soms ook gewoon bij jou thuis. Je verloskundige of een arts brengt twee vingers in je vagina om te voelen of je baarmoedermond al een stukje open staat (ontsluiting). Heb je 2 tot 3 centimeter ontsluiting, dan kan die een vliezenbreker (amniotoom) gebruiken om je vliezen veilig te breken. Een amniotoom is een stokje met een haakje aan het uiteinde, vergelijkbaar met een haaknaald. Lukt het vliezen breken, dan voel je warm vruchtwater lopen. Je bevalling is dan officieel begonnen, zelfs als je nog niet direct weeën voelt. Het handmatig breken van de vliezen doet geen pijn bij jou of je baby, omdat er geen zenuwen door de vliezen lopen. Jullie voelen er dus bijna niets van.
Doordat je vliezen gebroken worden, krijg je een hormoonstoot. Die kan ervoor zorgen dat je weeën op gang komen. Dat kan even duren, maar het moet niet te lang zijn. Doordat je vliezen zijn gebroken, is er namelijk een open verbinding tussen jouw baarmoeder en de buitenwereld. Ziektes en bacteriën kunnen dan makkelijker bij je kindje komen. Even afwachten is dus niet erg, maar als het lang duurt voor je weeën op gang komen, dan kan het slim zijn om ze met medicijnen op te wekken. In dat geval word je in het ziekenhuis opgenomen en moet je daar bevallen.
Soms lukt het niet om de vliezen handmatig te breken. Er is dan niet genoeg ontsluiting of de vliezen zijn te stevig. Vliezen breken is een veilige inleidingsmethode. In een heel zeldzaam geval kan je zorgverlener een bloedvat raken. Je hebt dan direct hulp van een arts nodig.
Komen je weeën niet op gang? Dan kan je synthetische oxytocine krijgen. Oxytocine is het belangrijkste hormoon dat je bevalling opwekt. Je lichaam maakt het zelf aan. Synthetische oxytocine is een medicijn dat bestaat uit datzelfde hormoon, maar dan kunstmatig gemaakt en toegediend via een infuus. Je kunt het daarom alleen krijgen in het ziekenhuis. Voordat je synthetische oxytocine krijgt, wordt er een hartfilmpje van je baby gemaakt. Ook tijdens de bevalling wordt de hartslag van je baby continu in de gaten gehouden. Zo kan je verloskundige of arts bekijken hoe je kindje op de weeën reageert en de hoeveelheid medicijnen afstemmen.
Er is een verschil tussen lichaamseigen en synthetische oxytocine en dan met name de manier waarop het in je lichaam terechtkomt. Jouw eigen oxytocine wordt afgegeven door je hersenen. Het komt langzaamaan in je bloed terecht. De hoeveelheid is precies afgestemd op wat jij en je baby nodig hebben. Je lichaam reageert erop door lichaamseigen pijnstillende hormonen aan te maken. Zo voel je minder pijn en kan je de weeën vaak beter aan. Synthetische oxytocine komt vanuit het infuus direct in je bloedbaan terecht en wordt daar continu toegediend. Je lichaam krijgt dan minder kans om zelf genoeg pijnstillende hormonen aan te maken. Ook kan je daardoor gemakkelijk meer oxytocine in je lichaam krijgen dan je nodig hebt. Hierdoor voel je misschien meer pijn en volgen de weeën elkaar soms zo snel en hevig op dat het je overweldigt. Je kunt dan medicinale pijnstilling nodig hebben om de bevalling vol te houden.
De gevolgen van synthetische oxytocine op de lange termijn voor jou en je kindje zijn nog niet helemaal duidelijk. Een groot Australisch onderzoek liet zien dat kinderen die tijdens de geboorte synthetische oxytocine via de moeder hebben gekregen, vaker geelzien na de bevalling (hyperbilirubinemie), vaker moeite hebben met aan de borst drinken en de eerste levensjaren vatbaarder zijn voor luchtweginfecties. Of dat door de synthetische oxytocine komt is niet bewezen. Het kan ook toeval zijn. Daarnaast kan synthetische oxytocine de normale hormoonhuishouding van jou en je kindje beïnvloeden.
Werkt de inleidingsmethode die je hebt gekozen niet? Dan gaat je zorgverlener met je in gesprek. Samen kijken jullie of het nog wel nodig is om in te leiden, of je dezelfde methode nog een keer wilt proberen of dat je iets anders kiest. Het kan ook dat je twee methodes combineert. Of misschien is het verstandiger om je kindje via een keizersnede geboren te laten worden. Jouw wensen en keuzes over het vervolg zijn leidend in het kiezen van de juiste vervolgstappen.
Naast strippen, vliezen breken, de ballonkatheter en inleiden met medicijnen zijn er ook een aantal huis-tuin-en-keukentrucs die je kan inzetten om je bevalling op gang te helpen. Je kunt ze ook combineren met een medische handeling. Wellicht geeft het een extra zetje. Stresshormonen werken je bevalling tegen. Zorg dus voor een ontspannen sfeer om je heen. Dat kan ook betekenen dat je je andere kind(eren) uit logeren stuurt, ook al is de bevalling nog niet begonnen. Ook zijn er een aantal alternatieve behandelingen die eraan kunnen bijdragen dat weeën op gang komen. Het effect van acupressuur, acupunctuur, tepelstimulatie en homeopathie is op kleine schaal onderzocht. Sommige zwangeren zeggen er baat bij te hebben. Het is niet duidelijk of die handelingen echt effect hebben, of dat het om een placebo gaat. Verhoogde risico’s zijn in ieder geval ook niet gevonden. Dat wil overigens niet zeggen dat die risico’s ook uitgesloten zijn. Er kunnen negatieve effecten zijn die we simpelweg nog niet gevonden hebben.
Crombag, N., Leeffers, D., Offerhaus, P., & Walinga, R. (2019). Factsheet Inleiding van de baring. In Factsheet Inleiding Van De Baring. https://assets.knov.nl/p/557056/none/PDF%20Nieuws/Factsheet_inleiden_van_de_baring_DEFINITIEF_OP_DE_WEBSITE.pdf
Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen. (n.d.). Factsheet “Inleiding van de baring” beschikbaar. https://www.knov.nl. https://www.knov.nl/actueel/nieuws/nieuwsbericht/factsheet-inleiding-van-de-baring-beschikbaar
Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie. (2020). NVOG-richtlijn ‘Methoden van inductie van de baring’ 2.0. In NVOG-richtlijn. https://www.nvog.nl/wp-content/uploads/2020/12/Methoden-van-inductie-van-de-baring-30-12-2020.pdf
factsheet Inleiden van de baring van de KNOV.