Week 13

Nu alle organen zijn aangelegd, steekt je baby meer energie in groeien en bewegen. Dat is goed voor de ontwikkeling van de spieren. Er is daarbinnen een piepklein kindje salto’s aan het maken in het vruchtwater. Leuk idee, hè? 

Het vruchtwater is niet alleen een zwembadje voor je baby, het beschermt hem of haar ook tegen stoten. Als je per ongeluk je buik stoot, vangt het water de druk op. Ook houdt het vruchtwater je baby altijd lekker warm, want het heeft jouw lichaamstemperatuur.

Nu je baby flink gaat groeien en je meer vruchtwater krijgt, kan je een zwanger buikje gaan zien. De verloskundige kan vanaf nu ook aan je buik voelen of je baby goed groeit. Dit controleert de verloskundige tijdens de afspraken. Deze voelt naar de bovenkant van je baarmoeder en de bovenkant van je schaambeen. Aan de afstand ertussen ziet je verloskundige of de groei van je baby past bij de duur van je zwangerschap.  

Zie je je buik nog niet echt groter worden? Dat betekent niet dat je baby niet goed groeit. En als je al best een grote buik hebt, betekent dat ook niet dat je baby te hard groeit. Tot 16 weken groeien alle baby’s ongeveer gelijk. Pas daarna gaat het ene kind harder groeien dan het andere.

Tijdens de zwangerschap kan je een vollere bos haar krijgen. Dat komt door het hormoon oestrogeen, waar je placenta veel van aanmaakt. Het hormoon zorgt ervoor dat je haar minder uitvalt. Niet dat het speciaal voor je kapsel wordt aangemaakt: het heeft allerlei belangrijke functies.  

Oestrogeen helpt bijvoorbeeld bij de groei van de baarmoeder en de ontwikkeling van je baby. Ook zorgt het voor de groei van melkklieren in je borsten, zodat je na de bevalling borstvoeding kan geven. Na de zwangerschap vallen de haren die nu blijven zitten er alsnog uit. Je verliest dan tijdelijk extra haar. De dikke bos van nu is dus niet voor altijd.