Rond de eisprong is de kans het grootst dat een zaadcel een eicel bevrucht. Je hebt elke maand een eisprong. Gemiddeld is dit ongeveer twee weken voordat je weer ongesteld wordt. Aan het eind van deze week dus.
Rond de eisprong is de kans het grootst dat een zaadcel een eicel bevrucht. Als je elke maand ongeveer op dezelfde dag ongesteld wordt, heb je een regelmatige cyclus. De eisprong is dan gemiddeld 14 dagen voordat je weer ongesteld wordt. Aan het eind van week 2 dus.
Een cyclus duurt niet bij elke vrouw precies een maand. Het kan bijvoorbeeld ook 26 dagen zijn, of 32 dagen. Soms duurt een cyclus de ene keer langer dan de andere keer. Dan is het ook lastiger om te weten wanneer je eisprong komt.
Als je wilt weten wanneer je eisprong is omdat je zwanger wilt worden, kan je je cyclus een paar maanden tellen. Je telt vanaf de eerste dag dat je ongesteld wordt, tot en met de laatste dag voordat je weer ongesteld wordt. Zoveel dagen duurt je cyclus. Misschien is dit elke keer even veel dagen. Als het verschilt, kan je het gemiddelde nemen. Bij een cyclus van 28 dagen, is de eisprong rond dag 14. Duurt je cyclus korter of langer, dan is de eisprong ook eerder of later.
Hier kan je meer lezen over vruchtbaarheid en zwanger worden.
Na de eisprong kan een eicel ongeveer 12 uur worden bevrucht. En na seks met een zaadlozing (sperma) in je vagina, blijven zaadcellen 2 tot 3 dagen in leven in de baarmoeder.
Als je dus 24 tot 48 uur vóór je eisprong seks hebt, vergroot je de kans op een bevruchting. Weet je niet precies wanneer je een eisprong hebt? Dan kan je het beste elke 2 of 3 dagen met je partner vrijen. Zo lang kunnen zaadcellen blijven leven in de baarmoeder. Elke dag vrijen hoeft dus niet om de kans op een zwangerschap te vergroten. Maar het mag natuurlijk wel.
Als je zwanger wilt worden, kan je het beste geen alcohol drinken. Dat geldt ook voor je partner. Drink je regelmatig alcohol en vind je het lastig om ermee te stoppen? Deze tips kunnen helpen:
Haal geen alcohol in huis. Heb je een feestje, dan kan je zelf een lekker drankje zonder alcohol meenemen.
Krijg je zin in alcohol, bedenk dan dat dat weer voorbijgaat. Je hoeft er niet aan toe te geven. Je kan afleiding zoeken en aan andere dingen denken. Vaak verdwijnt de trek dan weer.
Zijn er duidelijke momenten waarop je behoefte krijgt aan alcohol? Bedenk alvast wat je dan gaat doen. Wat zal je helpen om geen alcohol te drinken? Hoe ga je reageren als iemand je alcohol aanbiedt?
Vraag je vrienden en familie om je te steunen. Vraag ze bijvoorbeeld om jou geen alcohol aan te bieden.
Wil je graag hulp bij het stoppen met alcohol drinken? Er zijn verschillende cursussen en begeleiding voor. Je kan aan een verloskundige of je huisarts om advies vragen.